Blog fondsmanager Bruno Fermin
Blog fondsmanager Bruno Fermin
In zijn blog vertelt Bruno Fermin, fondsmanager van SBCM, over wat hem op dit moment bezighoudt. Het onderzoek over jobcoaching springt er op dit moment uit. Bruno vertelt over het belang van jobcoaching en de samenwerkingen die SBCM aangaat om de beoordeling door gemeenten of iemand begeleiding nodig heeft om te kunnen werken en wat voor soort begeleiding en met welke duur.
Een jobcoach speelt een belangrijke rol in de slagingskans van mensen met een arbeidsbeperking die aan het werk gaan bij een reguliere werkgever. Dit blijkt onder meer uit de onderzoeksconclusie van SBCM uit 2018: ‘De meerwaarde van jobcoaching voor werknemers reikt vaak verder dan het hebben en behouden van werk. Het geeft hen ook meer zelfvertrouwen en een grotere zelfstandigheid. Het hebben en houden van een baan leidt uiteindelijk tot een verbetering van de kwaliteit van hun leven in brede zin’. Dat is wat we allemaal willen.
Verbetermogelijkheden
Maar het onderzoek plaatst ook kanttekeningen. Zo is er weinig uniformiteit in hoe gemeenten omgaan met de inzet van jobcoaching en de kwaliteit van jobcoaches is niet altijd evengoed geborgd. Ook de Inspectie SZW (nu Nederlandse Arbeidsinspectie) rapporteerde dat gemeentelijke uitvoering op dit vlak nog niet toereikend is. In de kamerbrief van juli j.l. schrijft Carola Schouten dat ze samen met UWV en gemeenten de mogelijkheden wil verkennen van een structurele en integrale verbeteraanpak voor (externe) jobcoaching en waar mogelijk harmonisering van het regime van UWV en gemeenten.
Als je dit hoort, ga je als kenniscentrum en A&O fonds voor werknemers, die vrijwel altijd een jobcoach nodig hebben als ze bij een reguliere werkgever aan de slag gaan, nadenken over wat je kunt doen om de kwaliteit van jobcoaching te versterken. Dan begin je bij het begin. Voor een kwalitatieve goede jobcoaching moet de gemeente (en UWV) eerst goed beoordelen of iemand wel of geen jobcoaching nodig heeft, wat de aard van de ondersteuning moet zijn en met welke duur en intensiteit. Uit het onderzoek van SBCM, het rapport van Inspectie SZW en de kenniskring Jobcoaching weten we dat de wijze waarop gemeenten de begeleidingsnoodzaak en –behoefte beoordelen erg kan verschillen.
Samenwerkende partners
Als we als SBCM iets aan dit vraagstuk willen doen, kunnen we dat niet alleen. Als kenniscentrum kunnen we een handreiking voor de beoordeling of andere tool ontwikkelen, maar dat heeft alleen zin als het past binnen de organisatorische en professionele context en als het wordt gebruikt. Daarom heeft SBCM contact gezocht met SAM, de beroepsvereniging van professionals in het sociaal domein, die al langer rondliepen met het besef dat er op dit vlak wat moet gebeuren. En omdat we voorstander zijn van gebruikmaken van bestaande kennis en harmonisering, is SBCM samen met SAM in gesprek gegaan met de beroepsvereniging van arbeidsdeskundigen (NVvA) en het Arbeidsdeskundig Kennis Centrum (AKC).
Arbeidsdeskundigen hebben immers expertise op het beoordelen welke ondersteuning iemand nodig heeft om passend aan het werk te gaan. Ook wist SBCM dat AKC bezig is met het actualiseren van hun leidraad jobcoaching. Deze wordt onder andere door arbeidsdeskundigen bij UWV gebruikt om de begeleidingsnoodzaak te beoordelen. Gelukkig wordt het belang en de urgentie gedeeld en zijn we met alle vier de partijen bezig om een plan uit te werken om te komen tot kwaliteitsverbetering van de beoordeling van de inzet van jobcoaching in het gemeentelijke domein. Daarnaast heeft SBCM partijen als Divosa, VNG, Cedris, UWV, OVAL, AWVN en de LCR gevraagd om mee te denken om zo te komen tot draagvlak voor de noodzakelijke organisatorische implementatie en inbedding.
Vooronderzoek
Als eerste stap is onlangs de opdracht gegeven voor een vooronderzoek naar de wijze waarop professionals van gemeenten op dit moment beoordelen of en welke begeleiding iemand met een arbeidsbeperking nodig heeft om duurzaam aan het werk te gaan. Als we samen aan de slag willen, moeten we immers eerst goed weten wat de vertreksituatie is, welke regionale en lokale initiatieven er zijn en wat de praktijk als succes- en faalfactoren ziet voor een kwaliteitsverbeteringstraject. De uitkomsten van dit vooronderzoek verwachten we tussen eind dit jaar en begin volgend jaar.
Met dit vooronderzoek zijn we er natuurlijk nog niet en succes is vooraf nooit verzekerd. Maar ik vind het in ieder geval mooi om te zien dat je, als je de juiste partijen aan elkaar verbindt en ieder zijn eigen rol pakt – in dit geval als kenniscentrum, beroepsvereniging en belangenorganisatie – je complexe vraagstukken op het terrein van werk & inkomen zodanig kan oppakken dat er een reële kans ontstaat dat expertises en netwerken elkaar versterken en de te ontwikkelen kennis straks ook echt gebruikt wordt. Het verbinden is een rol die we als kennisorganisatie van werkgevers- en werknemers in de sociale werkgelegenheid graag pakken. We zien in de praktijk waar mensen met een arbeidsbeperking tegenaan lopen en we hebben de middelen om daarvoor kennis te ontwikkelen. Toch hebben we andere partijen nodig om mee te helpen om die kennis passend te maken en te gebruiken: alleen ga je sneller, maar samen kom je verder.